Artikelen
19-05-2022
Beperking liquidatieverliesverrekening door group relief
19-05-2022
Geen afwaardering van vorderingen die bij overname niet volwaardig waren
19-05-2022
Geruisloze inbreng terecht geweigerd
19-05-2022
Stage- of arbeidsovereenkomst?
19-05-2022
Verbod werkgever op gebruik mobiele telefoon op werkvloer
12-05-2022
Twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting voor zelfde parkeeractie
12-05-2022
Werkneemster hoefde andere functie niet te accepteren
12-05-2022
Goodwill te snel afgeschreven
12-05-2022
Pand verkocht aan dga voor te laag bedrag: winstcorrectie bij bv terecht aangebracht
12-05-2022
Bedragen minimumloon per 1 juli 2022
In een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de waarde van een woning te hoog was vastgesteld. De belanghebbende bestreed de vastgestelde waarde aan de hand van drie referentieobjecten die aan dezelfde weg gelegen waren. De waardematrix van de heffingsambtenaar bevatte vijf referentieobjecten, waarvan twee woningen ook op het lijstje van de belanghebbende stonden. Volgens de belanghebbende waren de andere drie door de heffingsambtenaar opgevoerde woningen als referentieobject ongeschikt en heeft de heffingsambtenaar de door de belanghebbende als derde opgevoerde woning ten onrechte niet meegenomen bij de waardebepaling. De heffingsambtenaar had die woning niet meegenomen vanwege de lage verkoopprijs ten opzichte van de andere referentiewoningen. Volgens het hof week de transactieprijs van deze woning zozeer af van de andere prijzen dat deze woning buiten beschouwing moest blijven, omdat een opgaaf van reden voor de lage prijs ontbrak. De heffingsambtenaar heeft onderzocht of sprake was geweest van een onzakelijke transactie, maar dat bleek niet het geval te zijn. Een reden voor de afwijkende transactieprijs heeft hij niet kunnen achterhalen.
Volgens de Hoge Raad is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom het prijsverschil aanleiding zou moeten zijn om de gegevens met betrekking tot de recente verkoop van deze woning buiten beschouwing te laten. Hof Den Bosch moet de zaak nu verder behandelen.
Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022664, 21/03975 | 28-04-2022