Artikelen
21-03-2024
Hoe een foutje in een managementovereenkomst de inspecteur bijna in de kaart speelde
21-03-2024
Renteroulette: gekibbel om een lening van de bv
21-03-2024
Navordering omdat meer dan 100% van de negatieve inkomsten uit de eigen woning is aangegeven
21-03-2024
Wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie geldt niet voor kleinere werkgevers
14-03-2024
Verzoek vaststelling TEK kan worden ingediend
14-03-2024
Werkelijk behaald rendement box 3 niet inzichtelijk gemaakt: geen rechtsherstel
14-03-2024
Hof Den Bosch stelt prejudiciële vragen over vergoeding van immateriële schade
14-03-2024
Verdubbeling onroerendezaakbelasting: mag dit zomaar?
14-03-2024
Opgave uitbetaalde bedragen aan derden bij toepassing verleggingsregeling btw
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3 in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën vragen beantwoord over de procedure ‘massaal bezwaar plus’. De staatssecretaris bevestigt dat bij een nieuwe procedure over box 3 in de jaren sinds 2017 niet-bezwaarmakers in dezelfde positie zullen verkeren als bezwaarmakers. Het is niet nodig om alsnog een verzoek om ambtshalve vermindering te doen van aanslagen waarvan de bezwaartermijn is verstreken. Als uit de procedure ‘massaal bezwaar plus’ volgt dat niet-bezwaarmakers in aanmerking komen voor rechtsherstel, dan zal het rechtsherstel op dezelfde wijze plaatsvinden als voor de bezwaarmakers.
Een uitspraak in deze procedure zal op zijn vroegst in 2023 plaatsvinden. Voor het belastingjaar 2017 is de vijfjaarstermijn voor het doen van een verzoek tot ambtshalve vermindering dan verstreken. Als de Belastingdienst (gedeeltelijk) in het ongelijk gesteld wordt, zal aan alle niet-bezwaarmakers een vergelijkbare termijn worden geboden als de bezwaarmakers hebben gehad om een verzoek tot ambtshalve vermindering te doen, waarin zij kunnen opkomen tegen het geboden rechtsherstel. Dat geldt ook voor belastingjaren waarvan op het moment dat de procedure is afgerond de vijfjaarstermijn is verstreken.
Bron: Ministerie van Financiƫn | wetsvoorstel | 36203 | 24-11-2022