Artikelen
28-03-2024
Evaluatie landbouwvrijstelling
28-03-2024
Toepassing bedrijfsopvolgingsregeling na splitsing concern
28-03-2024
Wijziging civiel bewijsrecht
28-03-2024
Naheffing parkeerbelasting terecht opgelegd?
21-03-2024
Hoe een foutje in een managementovereenkomst de inspecteur bijna in de kaart speelde
21-03-2024
Renteroulette: gekibbel om een lening van de bv
21-03-2024
Navordering omdat meer dan 100% van de negatieve inkomsten uit de eigen woning is aangegeven
21-03-2024
Wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie geldt niet voor kleinere werkgevers
14-03-2024
Verzoek vaststelling TEK kan worden ingediend
14-03-2024
Werkelijk behaald rendement box 3 niet inzichtelijk gemaakt: geen rechtsherstel
De vraag of een vermogensbestanddeel ondernemingsvermogen of privévermogen vormt, is in beginsel afhankelijk van de wil van de ondernemer. Zijn keuzevrijheid wordt beperkt door de grenzen van de redelijkheid. Die grenzen worden overschreden als hij duurzaam overtollige liquide middelen, die in de onderneming geen functie hebben, tot het ondernemingsvermogen rekent.
De ondernemer mag naast de liquide middelen voor de financiering van de lopende bedrijfsuitgaven en de te verwachten investeringen ook liquide middelen aanhouden ter dekking van risico’s en tot opbouw en instandhouding van reserves. De aard en omvang van de onderneming speelt daarbij een rol. Het is aan de Belastingdienst om aannemelijk te maken dat en tot welk bedrag sprake is van duurzaam overtollige liquide middelen.
Bij de behandeling van de aangiften IB 2017 en 2018 van een ondernemer heeft de Belastingdienst een groot deel van de in de onderneming aanwezige liquide middelen als overtollig aangemerkt. Over 2017 hield de Belastingdienst rekening met een reservering voor de aanschaf van een auto van € 28.000 bij de bepaling van de hoeveelheid liquide middelen die tot het ondernemingsvermogen zijn gerekend. Voor 2018 heeft de Belastingdienst rekening gehouden met een reservering voor de auto van € 60.000. De overige liquiditeiten zijn aangemerkt als bezitting in box 3. In de procedure voor de rechtbank Den Haag heeft de Belastingdienst gesteld dat over 2017 de reservering voor de auto met € 32.000 verhoogd dient te worden. De rechtbank heeft dat overgenomen.
Gelet op de omvang van de onderneming, de sinds 2014 dalende omzet en de weinig concrete plannen met betrekking tot toekomstige investeringen is de Belastingdienst naar het oordeel van de rechtbank geslaagd in de bewijslast dat de liquide middelen grotendeels overtollig waren. De ondernemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie zouden leiden.
Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA202214133, SGR 21/3384 en SGR 21/8397 | 18-12-2022