Artikelen
25-07-2024
Hoge Raad oordeelt over btw-heffing voor besnijdenissen
25-07-2024
Miljoenen uit de greep van de Belastingdienst: moet de zoon erfbelasting betalen?
25-07-2024
Ondernemer betrapt op drugshandel: hof bevestigt redelijkheid schatting inspecteur
25-07-2024
Analyse arresten Hoge Raad box 3
25-07-2024
Geen ingekomen werknemer
25-07-2024
Waardebepaling recreatieterrein inclusief stacaravans op verhuurde jaarplaatsen
18-07-2024
Dienstverlening hospice niet te vergelijken met hotel
18-07-2024
Vooruitbetaling collegegeld ter verkrijging verblijfsvergunning
18-07-2024
Flexibele kapitalisatiefactoren bij WOZ-waardebepaling
In een procedure over een naheffingsaanslag bpm heeft Hof Den Bosch vastgesteld dat de inspecteur het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel heeft geschonden. De inspecteur had de belanghebbende in de gelegenheid moeten stellen om te worden gehoord voordat hij de naheffingsaanslag oplegde. Dat heeft hij niet gedaan. Evenmin heeft de inspecteur feiten en omstandigheden aangevoerd die dat rechtvaardigen. Het hof heeft aan de schending van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel geen gevolgen verbonden. Volgens het hof leidt schending alleen tot nietigverklaring van een genomen besluit wanneer de procedure zonder de schending een andere afloop had kunnen hebben. De conclusie van het hof is dat zonder de onregelmatigheid de naheffingsaanslag niet tot een lager bedrag zou zijn opgelegd.
De Hoge Raad heeft in cassatie de naheffingsaanslag vernietigd. Aangezien de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag heeft verminderd, moet ervan worden uitgegaan dat de belanghebbende bij het horen voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag met feiten, omstandigheden en argumenten had kunnen komen die tot een ander besluit van de inspecteur zouden hebben geleid. Door de schending van het verdedigingsbeginsel kan niet worden vastgesteld of dat het geval zou zijn geweest. Die onzekerheid komt volgens de Hoge Raad voor risico van de inspecteur.
Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20221917, 20/02604 | 22-12-2022