Artikelen
25-07-2024
Hoge Raad oordeelt over btw-heffing voor besnijdenissen
25-07-2024
Miljoenen uit de greep van de Belastingdienst: moet de zoon erfbelasting betalen?
25-07-2024
Ondernemer betrapt op drugshandel: hof bevestigt redelijkheid schatting inspecteur
25-07-2024
Analyse arresten Hoge Raad box 3
25-07-2024
Geen ingekomen werknemer
25-07-2024
Waardebepaling recreatieterrein inclusief stacaravans op verhuurde jaarplaatsen
18-07-2024
Dienstverlening hospice niet te vergelijken met hotel
18-07-2024
Vooruitbetaling collegegeld ter verkrijging verblijfsvergunning
18-07-2024
Flexibele kapitalisatiefactoren bij WOZ-waardebepaling
Een procedure voor Hof Den Haag heeft betrekking op een loonvordering van een werknemer van een callcenter. Volgens de planningsregels van de werkgever moet de werknemer tien minuten voor de aanvang van zijn dienst aanwezig zijn, om op tijd met de werkzaamheden te kunnen beginnen. De vraag is of deze tien minuten als betaalde werktijd zijn aan te merken. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.
Eerder in de procedure heeft de kantonrechter geconstateerd dat de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst gebonden is aan de planningsregels. Daarin staat uitdrukkelijk vermeld dat de werknemer zich tien minuten voor zijn dienst dient te melden bij zijn leidinggevende. Dat de werkgever dit niet controleert en dat geen sanctie volgt als de werknemer zich één of enkele minuten te laat meldt, doet niet af aan de verplichting. De leidinggevende ontvangt automatisch een melding wanneer een werknemer later dan het aanvangstijdstip van zijn dienst met zijn werkzaamheden begint. Voor de aanvang van de werkzaamheden dient de werknemer in te loggen op zijn computer en telefoon en verschillende programma’s te starten. Dat kost ook volgens de werkgever zeker enkele minuten. De kantonrechter leidt daaruit af dat de tienminutenregel van de planning niet vrijblijvend is.
De tien minuten zijn door de werkgever te betalen arbeidstijd, omdat de werknemer geacht wordt aanwezig te zijn op de werkplek en beperkt is in de mogelijkheden die tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor de werkgever vindt het hof niet van belang.
Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2023738, 200.308.991/01 | 01-05-2023