Artikelen
25-04-2024
Kamerbrief over toekomstig stelsel box 3
25-04-2024
Geen extra verhoging minimumloon per 1 juli, wel indexering
25-04-2024
Kabinet wil verbod op contante betalingen boven € 3.000
18-04-2024
Gevolgen verliesverrekening voor aanslag waarmee verlies is verrekend
18-04-2024
Fiscale risico's bij schuiven met panden: wat u moet weten
18-04-2024
Verdeling van aftrekposten door fiscale partners kan later aangepast worden
18-04-2024
Alternatieve dekkingsopties voor maatregelen uit Belastingplan 2024
18-04-2024
Aanpassing besluit internationale waardeoverdracht van pensioen
18-04-2024
Loon of schenking?
11-04-2024
Regelgeving scheuren grasland
Bij overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van een zaak heeft de belanghebbende aanspraak op een vergoeding van immateriële schade. De Hoge Raad hanteert daarvoor als uitgangspunt een bedrag van € 500 per half jaar overschrijding. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2017 geoordeeld, dat bij een financieel belang van niet meer dan € 15 kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Hof Den Bosch heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de vergoeding van immateriële schade bij geringe financiële belangen. De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) heeft over de hoogte van deze vergoeding op 17 november 2023 een conclusie uitgebracht. Hij bepleit een forse verhoging van de door de Hoge Raad vastgestelde grens van € 15.
Die grens is moeilijk te verenigen met de rechtspraak van de Hoge Raad waarin een boete van niet meer dan € 1.000 bij overschrijding van de redelijke termijn niet wordt verlaagd. De AG adviseert de Hoge Raad om de vergoeding voor immateriële schade te maximeren op het financiële belang van de zaak. In de procedure voor Hof Den Bosch bedraagt het financiële belang € 116.
Hof Den Bosch acht de kans aanwezig dat de Hoge Raad in die zaak niet toekomt aan de beantwoording van alle vragen die de AG in zijn conclusie opwerpt. Om die reden legt het hof een aantal vragen aan de Hoge Raad voor.
Bron: Gerechtshof 's-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE2024699, 22/00148 | 05-03-2024